RAID (Redundant Array of Independent Disks) combineert meerdere harde schijven (of SSD’s) in één logisch volume. Afhankelijk van het RAID-type kan dit de fault-tolerance, capaciteit of prestaties (of een combinatie daarvan) verbeteren. Het basisidee is dat de data over meerdere schijven wordt verdeeld (of gespiegeld), zodat je systeem kan blijven werken als er een schijf defect raakt, of zodat je sneller kunt lezen en schrijven.
Een RAID-configuratie kan door hardware (RAID-kaart of -controller) of software (besturingssysteem of gespecialiseerde software) worden beheerd:
Belangrijk om te onthouden is dat RAID geen back-up is: gaat er iets anders mis dan een schijfdefect (bijv. malware, brand, menselijke fout), dan beschermt RAID niet tegen dataverlies.
RAID-0 heet ook wel striping: data wordt verdeeld (gestriped) over twee of meer schijven.
Een voorbeeld: als je een bestand van 100 milliseconden aan schrijftijd in twee gelijke helften verdeelt en die tegelijk naar twee schijven wegschrijft, halveert dat de schrijftijd. Bij vier schijven kan de tijd nog verder verminderen. De toegenomen kans op een crash weegt in veel gevallen niet op tegen de snelheidswinst – RAID-0 wordt daarom hoofdzakelijk ingezet bij toepassingen waar snelheid belangrijker is dan betrouwbaarheid (bijv. tijdelijk scratch storage voor videobewerking).
RAID-1 heet ook wel mirroring: twee (of meer) schijven bevatten dezelfde data.
Schrijven duurt meestal niet sneller dan bij een single disk (want de data moet naar alle schijven). Lezen kan wél versneld worden, omdat de controller van meerdere schijven tegelijk kan lezen. RAID-1 is populair in systemen waar continuïteit en eenvoudige bescherming tegen één schijfdefect belangrijk is.
RAID-5 combineert striping met parity en vereist minstens drie schijven. De pariteitsdata stelt de controller in staat om bij het uitvallen van één schijf de verloren gegane gegevens te reconstrueren. In tegenstelling tot RAID-1 benut je zo de totale capaciteit efficiënter:
Parity-principe
De pariteitsbits worden verspreid over alle schijven, zodat de snelheid niet door één schijf beperkt wordt. Wanneer één schijf wegvalt, kan het systeem de data ‘terugrekenen’ via de overgebleven data- en pariteitsbits.
RAID-10 (soms ook geschreven als RAID 1+0) is eigenlijk een RAID-0 van meerdere RAID-1-sets. Je hebt minstens vier schijven nodig. Zo combineert RAID-10 de snelheid van RAID-0 met de redundantie van RAID-1:
RAID-10 is populair bij kritische servers en databases die hoge I/O-prestaties vereisen én een hoge mate van redundantie willen.
RAID verlaagt de kans op downtime als een schijf uitvalt en kan de snelheid verhogen, maar het beschermt niet tegen alle vormen van dataverlies. Denk aan:
Voor een goede dataveiligheid is een back-up essentieel, idealiter op een externe locatie of cloudopslag. RAID en back-ups vullen elkaar aan: RAID helpt tegen hardwarefalen van schijven, back-up helpt tegen alles daarbuiten.